Geologie (geo = aarde) geschiedenis van de aarde onderzoeken
De wetenschap van de samenstelling, de bouw en de geschiedenis van de aarde.
Onderdelen van de geologie zijn:
|
Algemene of dynamische geologie: onderzoek naar de wijze waarop de natuur de gesteenten vormt
en wanneer, waar ze voorkomen en welke krachten er op in werken.
|
Mineralogie: onderzoek scheikundige verbindingen van de mineralen
Studie van mineralen, hun voorkomen, ontstaan, metamorfose en rol in de geologie.
Een mineraal is een samengestelde of enkelvoudige stof, die als vaste stof in de vrije natuur voorkomt
en gevormd is door geologische processen. Bij bodemkunde is een mineraal: zand of silt of lutum.
|
Petrografie (petros = gesteente): gedetailleerde beschrijving van gesteenten.
Een gesteente kan petrografisch beschreven worden door de mineralogie, interne structuren, textuur en opbouw in gesteenten.
Daarbij horen ook de onderlinge verhoudingen en relatieve ouderdom van de verschillende mineralen, texturen en structuren.
De petrografische beschrijving van een gesteente begint in het veld, waar een onsluiting van gesteente omschreven wordt.
Een ontsluiting is een plaats waar een gesteente aan de oppervlakte komt (dagzoomt) en onbegroeid te zien is
(natuurlijk of kunstmatig bij een groeve of afgraving).
Laboratorium: chemische samenstelling bepalen dmv slijpplaatjes gesteente onder de:
- polarisatiemicroscoop
- elektronenstraalmicroanalyse
- röntgenfluorescentiespectrometrie
- röntgen-poederdiffractie
- atomaire-absorptiespectrometrie
- soms infraroodanalyse
|
|
* Lithologie (lithos = steen): in de geologie wordt de term gebruikt om aan te geven
met wat voor soort steen men te maken heeft.
De lithologie van een zandsteen is (vanzelfsprekend) zandsteen.
De lithologie van een bekken of een tektonische eenheid kan een aantal verschillende soorten steen bevatten,
dus de lithologie wordt dan een langere beschrijving.
|
|
* Stratigrafie (stratos = laag): bestudering van de volgorde van opeenvolgende gesteentelagen,
met als doel aardlagen te dateren en beschrijven.
- Formatie: een eenheid van gesteente in de ondergrond, laag met dezelfde of verschillende lithologie.
- Lithostratigrafie: het opstellen van lithologische kolommen waarin van individuele gesteentelagen de dikte en lithologie wordt geplot.
|
Paleontologie (paleo = oud): de wetenschap die fossiele resten of sporen van organismen bestudeert, om aan de hand daarvan de aard en evolutie van het leven op Aarde in het geologisch verleden te reconstrueren.
|
Tektoniek (tektonikos = bouwwerk): bestudeert het geheel aan bewegingen en vervormingen (zoals breuken en plooien) in het vaste oppervlak van een planeet (de korst).
|
Geochronologie: het opstellen, benoemen en dateren van de geologische tijdperken
- Era's: Paleozoïcum, Mesozoïcum, Cenozoïcum
- Periodes in het Paleozoïcum: Carboon, Perm
- Periodes in het Mesozoïcum: Trias, Jura, Krijt
- Periodes in het Cenozoïcum: Paleogeen, Neogeen, Kwartair
- Periodes worden weer ingedeeld in tijdvakken,
die weer ingedeeld worden in tijdsnedes,
tijdsnedes weer ingedeeld in chrons, de kleinste eenheden in de geologische tijdschaal.
|