ladyLein startpagina
00. Start-filosofie
01. Inleiding
02. Einde van de mythen, Natuurfilosofen, Einde van het Lot
03. Sofisten, Socrates, Plato, Aristoteles
04. Hellenisme
05. De indo-europeanen, semieten en de vermenging
06. De middeleeuwen, Augustinus, Thomas van Aquino
07. Renaissance, Reformatie
08. Barok en rationalisme, Descartes, Spinoza
09. Empirisme, Locke, Hume, Berkeley
10. de Verlichting, Kant
11. Romantiek, Hegel, Kierkegaard
12. Naturalisme, Marx, Darwin, Freud
13. Schopenhauer, Nietzsche, Heidegger
14. Existentialisme, Sartre, Beauvoir
15. Twintigste eeuw
      

HELLENISME

        de cynici   de stoïcijnen   de epicuristen   het neoplatonisme   mystiek

Het filosofische project van het hellenisme
Verder gaan met de vraag van Socrates, Plato en Aristoteles: hoe de mens het beste kon leven en sterven, de ethiek. En waaruit het echte geluk eigenlijk bestaat en hoe dat kan worden bereikt.

Hellenisme
Dit is de periode na Aristoteles tot aan de middeleeuwen, van eind derde eeuw voor Chr. tot ongeveer 400 na Chr.

Aristoteles stierf 322 voor Chr. en Athene was zijn leidende positie kwijt geraakt door Alexander de Grote (356-323 voor Chr.) Aristoteles was een tijd lang de leraar van Alexander. Alexander was koning van Macedonië. Zijn veldtochten brachten een gebied tot en met Egypte en het oosten tot aan India met de griekse beschaving in contact. Met Hellenisme wordt zowel de periode als de cultuur bedoeld.  De door de grieken gedomineerde cultuur heerste in drie grote rijken: Macedonië, Syrië en Egypte. Ongeveer 500 voor Chr. kreeg Rome militair en politiek de overhand. Rome veroverde één voor één de hellenistische rijken. De romeinse cultuur en het latijn kregen toen de meeste invloed. Van Spanje tot ver in Azie. Daarmee begint de romeinse tijd, de late oudheid genoemd. Maar omdat Rome zelf een griekse provincie was geweest was de invloed van het hellenisme nog lang aanwezig terwijl de grieken in politiek opzicht allang niet meer mee telden.

Godsdienst, filosofie en wetenschap
Kenmerkend voor het hellenisme was dat de grenzen tussen de verschillende landen en culturen vervaagden. Het marktplein werd de wereldarena. Er waren nu goederen en gedachten uit de hele wereld en in verschillende talen. Eerst had ieder land zijn eigen goden, een nationale religie. Tijdens het hellenisme vermengden de verschillende culturen zich tot een heksenketel van religieuze filosofische en wetenschappelijke ideeën. Griekse religie kwam tot ver buiten het griekse rijk maar ook oosterse religie kwam naar het middellandse zee gebied.  Er ontstonden nieuwe religies die hun goden en religieuze voorstellingen overal vandaan haalden. Dit heet syncretisme, vermenging van religies. De behoefde aan nieuwe religies kwam omdat men overal aan ging twijfelen. Het eigen land en eigen cultuur en eigen religie waren niet meer de enige ware. Men werd pessimistisch. "De wereld is oud" werd er gezegd. De nieuwe religies tijdens het hellenisme bevatten vaak een geheime leer over verlossing uit de dood. Zowel rituelen als inzicht in de ware natuur van het universum konden voor de verlossing van de ziel zorgen.

De grenzen tussen religie en filosofie vervaagden. Ook de filosofie moest de mensen van hun doodsangst en pessimisme bevrijden. De filosofie in die tijd was weinig origineel. Er dook geen nieuwe Socrates, Plato of Aristoteles op. Maar de drie grote filosofen uit Athene werden wel een belangrijke inspiratiebron voor de verschillende filosofische stromingen.

Ook in de wetenschap werden de ervaringen van de verschillende culturen door elkaar geschud. De stad Alexandrië in Egypte speelde hierin een sleutelrol als ontmoetingsplaats tussen oost en west. Het werd het centrum van de wetenschap zoals Athene het centrum van de filosofie bleef. Met haar grote bibliotheek werd Alexandrië een centrum voor wiskunde, astronomie, biologie en medicijnen.

Het hellenisme is vergelijkbaar met de twintigste eeuw. Ook toen werd de wereldmaatschappij steeds opener en waren er omwentelingen in religieuze stromingen. In elke grote stad was er wel wat van elke religieuze stroming. Ook in de twintigste eeuw vermengen nieuwe religies, filosofie en wetenschap zich. Veel van dergelijk nieuw weten is eigenlijk oud gedachte goed waarvan de wortels in het hellenisme liggen.

De cynici
Van Socrates wordt verteld dat hij een keer op voor een marktkraam bleef staan en uitriep: "wat bestaan er veel dingen die ik niet nodig heb". Deze zin  is kenmerkend voor de cynische filosofie die door Antisthenes rond 400 voor Chr. werd gelegd. Hij was een leerling van Socrates en werd aangetrokken door de bescheidenheid van Socrates.

De cynici benadrukten dat werkelijk geluk niet in uiterlijke zaken zoals materiële luxe, politieke macht en een goede gezondheid te vinden was. Werkelijk geluk kon je pas bereiken door je onafhankelijk op te stellen tegenover zulke toevallige en kwetsbare dingen. Daardoor kon het door iedereen bereikt worden. en je kon het niet meer verliezen als je het eenmaal gevonden had.

Diogenes was de bekendste cynicus en een leerling van Antisthenes. Van hem wordt verteld dat hij in een ton woonde en alleen een mantel, een stok en een kalebas bezat. Toen op een keer Alexander de Grote langs kwam ging deze voor de wijze man staan en vroeg wat hij wenste, hij zou dan onmiddellijk die wens vervullen. Diogenes antwoordde: ga een beetje opzij, zodat ik weer in de zon zit.. Zo liet hij zien dat hij rijker en gelukkiger was dan de grote legeraanvoerder. Want hij had alles wat hij wenste.

Cynici vonden dat de mensen zich niet op hun eigen gezondheid hoefden te bekommeren. Zelfs over lijden en de dood hoefden ze zich niet druk te maken. Zo hoefden ze zich ook niet druk te maken over het lijden van anderen.

Het woord cynisch wordt tegenwoordig gebruikt voor ongevoeligheid voor andermans lijden.
Volgens het woordenboek betekent cynisch niet geloven in het goede van de mens.

De stoïcijnen
De cynici waren van betekenis voor de stoïcijnse filosofie, die rond 300 voor Chr. in Athene ontstond. De stichter was Zeno, oorspronkelijk uit Cypres. Hij verzamelde zijn toehoorders gewoonlijk onder een zuilengalerij. Het woord stoïcijns komt van het griekse woord voor zuilengalerij: stoa.Net als Heraclitus (natuurfilosoof) dachten de stoïcijnen dat alle mensen deel uitmaakten van hetzelfde wereldverstand. Ze dachten dat ieder mens een wereld in  miniatuur was, een microkosmos, die een afspiegeling was van de macrokosmos. Dit leidde tot de gedachte dat er een algemeen geldend recht bestond, het zogenaamde natuurrecht. Dit natuurrecht steunde op het tijdloze denken van de mensen en op het universum, dus het verschilde het niet per plaats of tijd. Dus ze kozen de kant van Socrates en tegen de sofisten.
Het natuurrecht gold voor alle mensen, dus ook voor de slaven. De stoïcijnen beschouwden de wetboeken van de verschillende staten als onvolmaakte imitaties van een "recht" dat in de natuur zelf aanwezig is.
Ze wezen het verschil tussen individuele mens en het universum af. Ze wezen ook de tegenstelling geest materie af. Er bestond alleen maar een natuur. Dit wordt monisme genoemd. Plato had duidelijk dualisme met zijn tweeledigheid van de werkelijkheid.
Ze waren kosmopolieten, ze stonden open voor de cultuur van hun tijd, meer dan de cynici.
Ze wezen op de onderlinge verbondenheid van de mensen, hielden zich met politiek bezig en een aantal waren actieve staatslieden, zoals de romeinse keizer Marcus Aurelius (121-180 na Chr.). Ze leverden een bijdrage aan het bevorderen van de griekse cultuur is Rome.
Cicero (106-43 v.Chr.) redenaar, filosoof en politicus was één van de bekendste stoïcijnen. Hij bedacht het begrip humanisme, een levenshouding die de individuele mens centraal stelt.
Seneca (4 v.- 65 na Chr.) zei  "de mens is voor de mens iets heiligs". Dit is door de eeuwen heen de leus van het humanisme gebleven.
De stoïcijnen benadrukten ook dat alle natuurprocessen, zoals ziekte en dood, de onveranderlijke wetten der natuur volgen. De mens moet zich daarom leren zich met zijn lot te verzoenen. Het doel was pijn te verdragen (net als bij de cynici). Alles heeft een doel en als het lot aan je deur klopt heeft het weinig zin je te gaan beklagen. Ook de aangename dingen moet de mens met rust tegemoet treden. 
Stoïcijnse kalmte betekent nu wanneer een mens zich niet door zijn gevoelens laat meeslepen.
Het latijnse woord stoicida betekent een onzedelijk persoon die zich uitgeeft voor stoïcijns filosoof.

De epicuristen
Zowel de cynici als de stoïcijnen dachten dat Socreates bedoelde dat je afstand moest nemen van materiele luxe. Aristippus was een leerling van Socrates maar hij dacht dat lust het hoogste goed is en dat je pijn moest zien te vermijden. De cynici en stoïcijnen hadden als doel pijn te verdragen en niet vermijden.
Rond 300 v.Chr. stichtte Epicurus (341-270) een filosofische school in Athene: de epicuristen. Hij ontwikkelde de lust-ethiek van Aristippes verder uit en combineerde die met de atoomleer van Democritus.
Er wordt gezegd dat de epicuristen in een tuin bijeen kwamen. Daarom worden ze tuinfilosofen genoemd.
Epicurus vond het belangrijk dat het lustbevredigend resultaat altijd tegen eventuele bijwerkingen moet opwegen. ( bv veel chocola eten en misselijk worden). Ook vond hij dat een lustbevredigend resultaat op de korte termijn moet worden afgewogen tegen de mogelijkheid van een groter langduriger of intenser genot op lange termijn. (eet je het hele jaar door chocola of spaar je dat geld op voor een vakantie in het buitenland). Epicurus benadrukt dat lust niet per se hetzelfde is als zintuigelijk genot. Ook waarden als vriendschap en kunst-beleving vallen daaronder.
Vaak waren het mensen met religieuze angst die de tuin van Epicurus opzochten. Hier was de atoomleer van Democritus een nuttig middel: je hoeft niet bang te zijn voor de dood want volgens Democritus vliegen de ziele-atomen na de dood alle kanten op en dan besta je niet meer. Dus bestaat de dood niet, want als je dood bent besta je niet en als je bestaat ben je niet dood.
De epicuristen toonden weinig belangstelling voor politiek en het maatschappelijk leven, zoals de stoïcijnen wel deden. Na Epicurus gaven veel epicuristen zich over aan een eenzijdige ziekelijke genotszucht. Hun motto werd "pluk de dag". Het woord epicurist wordt tegenwoordig gebruikt in negatieve zin voor genotsmens.

Het neoplatonisme
De cynici, de stoïcijnen, en de epicuristen gingen voor hun ideeën terug naar Socrates. De belangrijkste stroming in de late oudheid haalde zijn inspiratie uit de ideeën van Plato. Daarom heet deze stroming neoplatonisme.
Plotinus (205-270) was de belangrijkste neoplatonist.
Plotinus had filosofie gestudeerd in Alexandrië, de stad waar griekse filosofie en oosterse mystiek elkaar al eeuwen lang ontmoetten. Hij haalde een bevrijdingsleer die een serieuze concurrent werd van het opkomende Christendom en het ook beïnvloedde.
Plato had een scheiding aangebracht tussen de ideeën wereld en de zintuiglijke wereld, een scheiding tussen menselijke ziel en menselijk lichaam. Dat was al lang voor Plato een wijdverbreide voorstelling onder de grieken. Plotinus wist dat er in Azië ook zulke ideeën waren.
Volgens Plotinus was de wereld tussen twee polen gespannen: de ene kant het goddelijke licht, het Ene, en aan de andere kant de afwezigheid van licht, de duisternis, die dus eigenlijk niets is. De ziel is door het licht bestraalt terwijl het lichaam de duisternis is die geen eigenlijke bestaansrede heeft. Alle vormen in de natuur hebben een sprankje van het Ene. De mens staat het dichtst bij het goddelijke en de aarde en stenen het verst weg. 
Plotinus was meer holistisch en Plato dualistisch. Plotinus zei dat alles één is want alles is God.
Plotinus had ook mystieke ervaringen, dat zijn ziel samen smolt met God.

Mystiek

Een mystieke ervaring wil zeggen dat men zich één voelt met God of met de kosmos. In veel godsdiensten zegt met dat er een kloof is tussen het God en de schepping maar de mysticus ervaart die kloof niet.Hij heeft het "opgaan in God" of het "samensmelten" met Hem ervaren.
Dat komt omdat wat wij "ik" noemen eigenlijk niet ons eigen "ik" is. Heel af en toe kunnen we ervaren dat we identiek met een groter "ik" zijn.
Een indische mysticus drukte het uit als: "Toen ik bestond bestond God niet. Nu bestaat God en ik besta niet meer."
De christelijke mysticus Silesius (1624-1677) zei: "De druppel wordt tot zee als hij in de zee is gekomen, de mens wordt God als hij in God is opgenomen."
Hij lijkt niet aangenaam jezelf te verliezen maar je verliest veel minder dan dat je wint.
Je kunt je ware "ik" alleen maar ervaren als het je lukt om jezelf los te laten..
De mysticus moet er wel wat voor doen: de weg van reiniging en vorming gaan.
In alle grote religies bestaan mystieke stromingen. De ervaringen zijn allemaal hetzelfde. Pas als ze er een interpretatie aan geven komt de culturele achtergrond naar voren.
Volgens de westerse religies, christendom, jodendom en islam, is de ervaring met een persoonlijke god. Hoewel God in alles is, is hij ook hoog boven de wereld verheven: de mysticus ervaart een ontmoeting met God.
In de oosterse religies, hindoeïsme, boeddhisme en chinese religie, is god alleen maar op de wereld, hier zegt de mysticus dat hij de kosmos is of ik ben god.
Lang voor Plato bestonden er in India al mystieke stromingen. Swami Vivekananda heeft ertoe bijgedragen dat de ideeën van het hindoeïsme in het westen bekendheid kregen. Hij zei een keer:
"Net als bepaalde religies in de wereld zeggen dat een mens die niet in een persoonlijke god buiten zichzelf gelooft een atheïst is, zeggen wij dat een mens die niet in zichzelf gelooft, een atheïst is. Niet geloven in de heerlijkheid van je eigen ziel noemen we atheïsme."
Ook moderne mensen die geen religie aanhangen kunnen een mystieke ervaring hebben. Plotseling maken ze iets mee dat ze "kosmisch bewustzijn" of "oceaangevoel" noemen. Ze voelen zich dan losgerukt uit de tijd en ervaren de wereld "vanuit het perspectief van de eeuwigheid"

Terug naar top