ladyLein startpagina
00. Start-filosofie
01. Inleiding
02. Einde van de mythen, Natuurfilosofen, Einde van het Lot
03. Sofisten, Socrates, Plato, Aristoteles
04. Hellenisme
05. De indo-europeanen, semieten en de vermenging
06. De middeleeuwen, Augustinus, Thomas van Aquino
07. Renaissance, Reformatie
08. Barok en rationalisme, Descartes, Spinoza
09. Empirisme, Locke, Hume, Berkeley
10. de Verlichting, Kant
11. Romantiek, Hegel, Kierkegaard
12. Naturalisme, Marx, Darwin, Freud
13. Schopenhauer, Nietzsche, Heidegger
14. Existentialisme, Sartre, Beauvoir
15. Twintigste eeuw
      

Verlichting

                                           Verlichting  ;  Kant

Na de engelse Hume was de duitser Kant de volgende systeembouwer. Maar ook in Frankrijk leefden in de 18de eeuw veel belangrijke denkers. Je kan zeggen dat het filosofische zwaartepunt in de eerste helft van de achttiende eeuw in Engeland lag, in het midden van de eeuw in Frankrijk en tegen het einde van de eeuw in Duitsland.

Verlichting

De franse verlichtingsfilosofen, zoals Montesquieu (1689-1755), Voltaire (1694-1778) en Rousseau (1712-1778) en een groot aantal anderen, hadden een paar ideeën gemeen, hieronder de belangrijkste 7 punten:

1. opstand tegen het gezag
2. rationalisme
3. verlichtingsgedachte
4. cultuuroptimisme
5. terug naar de natuur
6. humanisering van het Christendom
7. mensenrechten

Opstand tegen gezag
Veel franse filosofen reisden naar Engeland dat in veel opzichten vrijzinniger was. Ze waren onder de indruk van Newton en zijn universele fysica. Maar ze waren vooral onder de indruk van de politieke filosofie van Locke.
Terug in Frankrijk trokken ze ten strijde tegen het gezag. Ze meenden dat het belangrijk was om zich sceptisch op te stellen ten opzichte van alle over geërfde waarheden. Het idee was dat het individu zelf het antwoord o alle vragen moest vinden. Descartes die alles vanaf de grond opbouwde was in dat opzichte een grote inspiratiebron.
De opstand keerde zich ook tegen de macht van de kerk, de koningen en de adel. Die waren in Frankrijk in de 18de eeuw veel machtiger dan in Engeland. In 1789 kwam de revolutie. Maar de ideeën waren al eerder ontstaan. Dat was het rationalisme.

Rationalisme
Locke in Engeland en ook de franse verlichtingsfilosofen geloofden dat het geloof in God en bepaalde morele normen in de menselijke rede besloten lagen. De fransen waren altijd wat rationalistischer dan de engelsen. De engelsen hebben het over commen sense, wat letterlijk  gemeenschappelijk gevoel betekent, en de fransen hebben het over evidence, dat betekent duidelijkheid voor de rede.De franse verlichtingsfilosofen hadden zoveel vertrouwen in de rede dat men vaak de franse verlichting het rationalisme noemt.

De nieuwe natuurwetenschap, zoals van Newton, had bewezen dat de natuur logisch in elkaar zit. De verlichtingsfilosofen zagen het als hun taak om ook voor de moraal, de religie en de ethiek een basis te leggen die in overeenstemming was met de onverandelijke rede van de mens. Dit leidde tot de verlichtingsgedachte.

Verlichtingsgedachte
Nu moest de brede laag van de bevolking worden verlicht. Dat was de voornaamste voorwaarde voor een betere maatschappij. Armoede en onderdrukking was aan onwetendheid en bijgeloof te wijten. Eer werd veel aandacht besteed aan de opvoeding van kinderen als van het volk. Pedagogiek en encyclopedie ontstonden in die tijd.<

Cultuuroptimisme
Men dacht dat als de rede en de kennis maar zouden toenemen, dat de mensheid dan een grote stap vooruit zou maken. Het was een kwestie van tijd voordat de domheid en de onwetendheid plaats zou maken voor de verlichte mensheid. Dat heeft met tot voor kort gedacht. Tegenwoordig zijn we niet meer zo overtuigd dat alle ontwikkeling positief is. Maar ook toen al waren er tegengeluiden.

Terug naar de natuur
Sommigen vonden dat we terug moesten naar de natuur. Maar ze bedoelden met natuur bijna hetzelfde als de rede. Want de menselijke rede is een gave van de natuur, in tegenstelling van de kerk en de beschaving. Men wees erop dat natuurvolken vaan gezonder en gelukkiger waren dan de europeanen, juist omdat ze niet beschaafd waren. Rousseau was degene die het motto onder woorden bracht: We moeten terug naar de natuur. De natuur is goed en de mens is van nature goed. Juist in de maatschappij schuilt het kwaad. Kinderen moesten zo lang mogelijk hun onschuld behouden. De gedachte van eigenwaarde van de jeugd stamt uit de verlichting. Daarvoor was de jeugd meer een voorbereiding op het volwassen leven. Maar we zijn allemaal mensen en leiden ons leven op aarde, ook als we nog kinderen zijn.

Humanisering van het Christendom
Ook de religie moest met het natuurlijke menselijke verstand in overeenstemming gebracht worden. De meeste verlichtingsfilosofen vonden dat het niet volgens de rede was om zich een wereld zonder God voor te stellen. Daar was de wereld te consequent voor ingericht. Dat was bijvoorbeeld het standpunt van Newton. Men vond het ook redelijk om in onsterfelijkheid van de ziel te geloven. Net als voor Descartes werd de vraag of de mens een onsterfelijke ziel had meer een vraag voor de rede dan een geloofsvraag. Men vond dat alle onlogische dogma's of geloofsopvattingen die in de loop van de tijd aan de eenvoudige verkondiging van Jezus waren toegevoegd, weer verwijderd moesten worden. Velen zwoeren toen bij Deïsme. Deïsme is de opvatting dat God de wereld ooit heeft geschapen maar dat hij zich daarna niet meer aan die wereld heeft geopenbaard. Zo wordt God gereduceerd tot een hoogste wezen dat zich alleen via de natuur en de natuurwetten aan de mensen te kennen geeft en zich dus niet op bovennatuurlijke manier openbaart. Aristoteles vond ook zoiets. Voor hem was God de eerste oorzaak of de eerste beweger van het universum.

Mensenrechten
De fransen waren praktischer dan de engelsen. Ze brachten hun filosofie ook in de praktijk. Ze streden actief voor wat ze de natuurlijke rechten van de burgers noemden.
- Ze streden tegen censuur, voor vrijheid van de pers. Zowel religieus, moreel en politiek moest het recht van het individu om vrij te denken en voor zijn mening uit te komen gewaarborgd worden.
- Ook werd er gestreden tegen de slavernij van negers en voor een meer humane behandeling van wetsovertreders.
De verlichtingsfilosofen wilden bepaalde rechten vastleggen eenvoudigweg omdat ze als mensen geboren zijn. Nog steeds gebruikt met het woord natuurrecht. Het principe van de onschendbaarheid van het individu vond zijn neerslag in de Verklaring van de rechten van de mens en burger, die in 1789 in de Franse Nationale Vergadering werd aangenomen.

Het woord burger was eigenlijk hetzelfde als het woord man. Maar de eerste voorbeelden van de vrouwenstrijd zijn tijdens de franse revolutie.
- In 1787 gaf Condorcet een pamfet uit over de rechten van de vrouw. Hij vond dat vrouwen dezelfde rechten hadden als mannen.
- Vrouwen voerden vaak demonstraties aan tegen de koning die hem dwongen zijn paleis in Versailles te ontvluchten.
- Olympe de Gouges publiceerde in 1791, twee jaar na de revolutie en verklaring van de rechten van de vrouw. Ze werd in 1793 terechtgesteld. Toen werd het ook verboden voor vrouwen om enige vorm van politieke activiteit te ontplooien.
Vrouwen eisten niet alleen dezelfde politieke rechten als mannen, maar ook dat de huwelijkswetten en de sociale omstandigheden voor vrouwen werden veranderd.
Tijdens revoluties werd de vrouwenstrijd vaak actief, maar zodra de nieuwe orde een vaste plaats had gevonden werd de oude mannelijke maatschappij weer in ere hersteld.
Pas in de 19de eeuw kwam de vrouwenstrijd echt op gang, zowel in Frankrijk als in de rest van Europa. Vrouwen kregen voor het eerst in 1893 in Nieuw-Zeeland kiesrecht. In Nederland kon daar in 1922 voor het eerst gebruik van gemaakt worden.

Vrijheid gelijkheid broederschap
De leus vrijheid gelijkheid broederschap droeg ertoe bij dat de franse burgerij zich verenigde. Tegenwoordig moeten die woorden de hele wereld verenigen. De franse verlichtingsfilosofie is belangrijk voor de idealen en de principes van de Verenigde Naties. Nog nooit eerder was het zo duidelijk dat de mensheid één grote familie is. Wat voor soort wereld erven onze kinderen?

De Verenigde Naties (afkorting: VN) zijn een internationale organisatie, opgericht in 1945 na de Tweede Wereldoorlog, door 51 landen. Het is een intergouvernementele organisatie die samenwerkt op het gebied van het internationale recht, mondiale veiligheid, behoud van mensenrechten, ontwikkeling van de wereldeconomie en het onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. De organisatie is door 51 landen opgericht en eind 2007 telde ze 192 lidstaten.

Kant

Immanuel Kant (1724-1804) werd geboren in de Oostpruisische stad Koningsbergen als zoon van een zadelmaker. Hij bleef daar zijn hele leven wonen tot hij op 80 jarige leeftijd overleed. Hij kwam uit een streng christelijk gezin. Dat vormde een belangrijke achtergrond voor zijn filosofie. Net als Berkeley vond hij het belangrijk om de basis voor het christelijke geloof te redden.
Kant was de eerste die op een universiteit als professor in de filosofie was aangesteld. Hij was vakfilosoof.
Tegenwoordig zijn er twee  betekenissen van het woord filosoof:
1- iemand die zijn eigen antwoorden op de filosofische vragen probeert te vinden
2- iemand die een expert is inde geschiedenis van de filosofie zonder dat hij of zij een eigen filosofie uitwerkt
Kant was allebei. Door zijn eigen filosofie wist hij een plek in de filosofie geschiedenis te verwerven. Maar zijn kennis van de geschiedenis van de filosofie beïnvloedde hem.

Na Descartes was voor alle filosofen de vraag hetzelfde: wat kunnen we van de wereld weten?
De rationalisten dachten dat de menselijke rede de bron van alle kennis is en de empiristen dachten dat de kennis van onze zintuigen afkomstig is. Kant vond beide een beetje. Als je de wereld door een rode bril ziet dan zie je alle rood terwijl de wereld niet rood is. Kant vond dat de rede ook een soort gekleurde bril is.
De kleur van onze bril is in ieder geval tijd en ruimte. Kant noemt tijd en ruimte daarom aanschouwingsvormen van de mens. Tijd en ruimte zijn volgens Kant dus eigenschappen van onze rede en geen eigenschappen van de wereld. Zoals water zich voegt naar de vorm waarin je het giet zo voegt onze waarnemingen zich naar onze aanschouwingsvormen. Kant gaat zelfs verder: ons bewustzijn richt zich niet alleen naar de dingen, de dingen richten zich ook naar ons bewustzijn. Kant noemt dat de Copernicaanse wending in het probleem van de menselijke kennis. Het is namelijk net zo nieuw als dat Copernicus zei dat de aarde om de zon draait ipv andersom.
Ook oorzaak en gevolg lag in de menselijke rede. Volgens Hume was oorzaak en gevolg een kwestie van gewenning: je kan het niet zien en dus niet bewijzen. Maar volgens Kant was het wel te bewijzen, daar was de rede voor. De menselijke rede vat alles op in oorzaak en gevolg en daarom gebeurt dat ook zo. 
Kant zegt dat het waarnemen het materiaal levert van de kennis, de processen in het denken leveren de vorm van de kennis.
Het onderscheid dat Kant maakt tussen das Ding an sich en das Ding für mich is zijn belangrijkste bijdrage aan de filosofie. Hoe dingen zijn kunnen we nooit weten alleen hoe dingen voor ons zijn.

De grote filosofen voor kant dachten na over grote filosofische vragen:
- of de mens een onsterfelijke ziel heeft
- of er een God bestaat
- of de natuur uit minuscule ondeelbare deeltjes bestaat
- of het heelal eindig of oneindig is
Volgens Kant zijn deze vragen niet te beantwoorden omdat ze de grenzen van de rede overschrijden. Men heeft namelijk nooit ervaringen gehad die bij die vraag horen. Er is geen ervarings-materiaal dat behandeld kan worden door de rede en er zijn geen ervaringen waaraan de rede zich kan toetsen. Want we hebben die grote werkelijkheid waar we zelf maar een klein deeltje van zijn nooit ervaren. Maar het ligt ook in de menselijke rede besloten om zulke vragen te stellen.
- Was er een begin van de wereld of heeft de wereld altijd bestaan? Stel de wereld heeft altijd bestaan maar het denken vindt dat iets een oorzaak heeft. Maar als de wereld een keer begonnen is dan is het uit niets bestaan, en dat kan ook niet.
- Democritus en de materialisten stelden dat de natuur uit minuscule deeltjes moet bestaan waaruit alles is samengesteld, Descartes stelde dat de uitgebreide werkelijkheid altijd in steeds kleinere deeltjes kan worden opgedeeld. Wie heeft er gelijk?
- Veel filosofen wezen erop dat vrijheid één van de belangrijkste eigenschappen van de mens is, Socrates en de stoïcijnen benadrukten dat alles volgens natuurwetten verloopt.
- Rationalisten, zoals Descartes, vonden dat God bestond omdat men een idee heeft van een volmaakt wezen. Aristoteles en Thomas van Aquino vonden dat God bestaat omdat alle dingen een oorspronkelijke oorzaak moeten hebben. Kant vond beide bewijzen niet geldig. Noch de rede noch de ervaring levert voldoende bewijs dat God bestaat. Kant vond dat waar rede en ervaring tekort schieten een lege ruimte ontstaat die opgevuld kan worden met religieus geloof. Kant was protestant en een kenmerk van het protestante geloof was dat het op geloof was gebaseerd. Bij de katholieken was al vanaf de middeleeuwen de mening dat rede een steun voor het geloof kon zijn.
Kant vond dat zulke vragen voor het geloof zijn. Maar hij vond ook dat het voor de menselijke moraal haast noodzakelijk was om ervan uit te gaan dat de mens een onsterfelijke ziel heeft en dat God bestaat en dat de mens een vrije wil heeft. Descartes doet hetzelfde: eerst is hij ontzettend kritisch over wat we kunne begrijpen en dan smokkelt hij God weer door de achterdeur naar binnen. Maar Descartes doet dat vanuit de rede en Kant doet dat vanuit geloof.
- De mens heeft een onsterfelijke ziel
- God bestaat
- De mens heeft een vrije wil
noem de Kant praktische postulaten. Een postulaat is een stelling die je niet kunt bewijzen. Kant noemde het praktische postulaten omdat het voor de mens zijn moraal praktisch is om ze te hebben.

Door de scepsis van Hume tegen wat de rede en de zintuigen ons kunnen vertellen, werd Kant gedwongen om zich opnieuw in een groot aantal essentiële levensvraagstukken, vooral op moraal gebied, de zedelijke vraagstukken, te verdiepen. Volgens Hume wordt het verschil tussen goed en kwaad niet door het verstand of de ervaringen bepaald maar door het gevoel. Die basis was voor Kant te smal. Kant was het met de rationalisten eens die vonden dat de menselijke rede het onderscheid tussengoed en kwaad maakt. Volgens Kant hebben mensen een praktische rede, dwz een denkvermogen dat ons op elk moment vertelt wat goed en fout is. Dat onderscheid maken met de rede is aangeboren net als de andere eigenschappen van de rede, zoals denken dat alles een oorzaak heeft. Volgens Kant is dat de universele zedelijke wet, die net zo absoluut is als de fysische natuurwetten. De zedelijke wet komt voor de ervaring en is daarom formeel, ze geeft aan wat je in alle situaties moet doen, niet in bepaalde situaties. Kant vindt de zedelijke wet een categorische imperatief. Categorisch: ze geldt in alle situaties.  Imperatief:  het is een gebod. Kant formuleert het op een paar manieren:
- Je moet altijd handelen volgens een regel waarvan je zou willen dat het een algemeen geldende wet zou zijn. Dus zoals je wenst dat alle mensen in die situatie zouden doen.
- Je moet een mens als een doel op zich behandelen en niet als een middel voor iets anders, ook jezelf niet. Je mag een mens niet gebruiken om er je voordeel mee te doen. Zoals "wat gij niet wilt dat u geschied doe dat ook een ander niet".
Kant beschrijft eigenlijk het geweten. We kunnen niet bewijzen wat het geweten voorschrijft maar toch weten we het.

De ethiek van Kant wordt plichtsethiek genoemd. Kant vindt een handeling alleen een zedelijke handeling als het een resultaat is van een zelfoverwinning, je voelt het als je plicht om zo te doen. De gevolgen van de zedelijke handeling doen er niet toe, of ze wel of geen resultaat hebben. Daarom heet de ethiek van Kant ook wel de deontologische ethiek (deontologie is plichtenleer, ontologie is de leer van het zijn).
Het zou nuttiger zijn als het resultaat er wel toe doet. Maar volgens Kant handelen we alleen in vrijheid als we volgens de zedelijke wet handelen. Vrijheid als je volgens een wet handelt klinkt niet vrij. Kants gedachte lijkt op die van Descartes: de mens is een dubbelwezen: hij  heeft een lichaam en gedachten. Het lichaam en de zintuigen werken volgens de wetten van de natuur. Maar het denkende deel maakt deel uit van wat kant "das Ding as sich" noemt, de wereld zoals die op zichzelf is, onafhankelijk van onze zintuigen. Morele keuzes komen van het denken en je eigen denken maakt de zedelijke wet. Je schrijft jezelf de wet voor, zo ben je vrij en handel je toch volgens de wet. Als je besluit om niet gemeen te doen tegen anderen, hoewel dat tegen je eigen belangen in kan gaan, dan handel je in vrijheid. Je kunt ergens slaaf van worden. Je kunt slaaf worden van je eigen egoïsme. Zelfstandigheid en vrijheid zijn noodzakelijk om je boven je lusten en lasten te kunnen verheffen. Die vrijheid maakt ons tot mensen.

Kant schreef in zijn werk uit 1795  "Voor de eeuwige vrede" dat alle landen zich moesten verenigen in een verbond der volkeren, dat voor een vreedzame co-existentie tussen de verschillende naties moest zorgen. Kant was dus een soort vader achter het idee van de VN geweest. Je zou kunnen zeggen dat vrede voor alle mensen het doel is van de filosofie.

Op Kant zijn grafsteen staat een beroemde uitspraak van hem:
Hoe meer en vaker ik erover nadenk, met des te meer bewondering en eerbied vervullen twee dingen mijn gemoed: de sterrenhemel boven mij en de zedelijke wet binnen in mij. Ze zijn voor mij het bewijs dat er een God boven mij is en een God binnen in mij.

Kant vond met zijn filosofie een weg uit de chaos van de strijd tussen rationalisten en empiristen. Na Kant komt een nieuw tijdperk, de romantiek.