01. Wat is lassen.
|
Twee delen aan elkaar maken dmv het smelten van de lasnaadranden.
|
02. Hoe worden lasprocessen ingedeeld.
|
Smeltlassen en druklassen.
|
03. Wat zijn smeltlasprocessen.
|
MIG/MAG, TIG, BMBE, Autogeen lassen, Onder Poeder lassen
|
04. Wat zijn druklasprocessen.
|
Wrijvingsdruklassen, Stiftlassen, Puntlassen, Afbrandstuiklassen.
|
05. Wat betekent MAG.
|
Metal Active Gas.
|
06. Wat betekent TIG.
|
Tungsten Inert Gas
|
07. Wat is het verschil tussen MIG en MAG.
|
MIG gebruikt Inert Gas en MAG gebruikt Actief Gas.
|
08. Wat is het principe van MAG.
|
Lassen met een continu toegevoerde draad en een actief gas.
|
09. Wat is het principe van TIG.
|
Lassen met inert gas en een niet afsmeltende elektrode.
|
10. Op welk principe berust elektrisch weerstand lassen.
|
Lassen met stroom die een boog maakt tussen elektrode en werkstuk.
|
11. Op welk principe berust autogeen lassen.
|
Het verbranden van acetyleen en zuurstof
|
12. Waarom mag lucht niet bij de las komen.
|
Dan neemt de las stikstof, zuurstof en waterstof op en dat verslechtert de las.
|
13. Moet de verlengkabel dik of dun zijn en waarom
|
Dik, want dik heeft weinig weerstand dus weinig spanningsverlies
(hoe dunner en hoe langer de kabel hoe meer weerstand dus meer spanningsverlies)
|
14. Welke lasprocessen zijn dit.
|
MAG, TIG, BMBE.
|
15. Wat is dit.
|
Puntlasmachine.
|
16. Welk proces is dit.
|
Afbrandstuiklassen.
|
17. Welk proces is dit.
|
Wrijvingsdruklassen.
|
18. Welk proces is dit.
|
Wrijvingsroerlassen.
|
19. Welk proces is dit.
|
Stiftlassen.
|
20. Waarvoor dient de keramische ring bij het stiftlassen.
|
Om te voorkomen dat er vloeibaar materiaal weg springt.
|
21. Welk proces is dit.
|
Onder poeder lassen.
|
22. Bij Onder Poeder lassen zie je de boog niet, hoe heet dit.
|
Afgedekte boog.
|
23. Wat voeg je extra toe als je gaat snijden bij autogeen snijden.
|
Extra snijzuurstof.
|
24. Wat zijn procesvariabelen.
|
De lasgegevens die je kan regelen of instellen.
|
25. Noem een paar hoofd variabelen.
|
Soort lasdraad, soort gas, soort stroom.
|
26. Noem een paar primaire variabelen.
|
Spanning, stroomsterkte, voortloopsnelheid.
|
27. Noem een paar secundaire variabelen.
|
Stand lastoorts, uitsteeklengte bij MAG.
|